(Deze versie geldt vanaf 1 juli 2019)
Iedereen die op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM) als werknemer wordt aangemerkt en in Nederland werkzaam is, heeft recht op het bruto minimumloon. Dat geldt dus ook voor buitenlanders die in Nederland werken. Werkgevers zijn verplicht het voor de werknemer geldende minimumloon op de loonstrook te vermelden. Sinds 1 juli 2015 geldt het wettelijk minimumloon ook voor AOW-gerechtigden.
De minimumloonbedragen worden in de wet weergegeven per maand, per week en per dag. De in de WMM opgenomen bedragen gelden voor werknemers van 21 jaar en ouder. Voor jongeren gelden afgeleide bedragen, de minimumjeugdlonen. Deze bedragen worden vastgesteld op van leeftijd afhankelijke percentages van het minimumloon voor volwassenen.
De bedragen van het wettelijk minimumloon gelden voor een volledige werkweek. Meestal is dat 36, 38 of 40 uur per week. Dit hangt af van de sector waarin wordt gewerkt. Voor parttimers wordt het minimumloon naar rato berekend. Het minimum(jeugd)loon per uur staat niet in de wet. Het kan worden berekend door het minimum(jeugd)loon per week te delen door het aantal uren bij een volledige werkweek.
Voorbeeld
Een werknemer van 30 jaar werkt 24 uur per week. Stel dat het minimumloon per week € 350,00 bedraagt. Als deze werknemer werkt in een bedrijf waarin 38 uur per week gewerkt wordt, dan geldt voor deze werknemer een minimumloon van 24/38 van € 350,00 is € 221,05. Werkt hij in een bedrijf waarin 36 uur per week gewerkt wordt, dan geldt voor deze werknemer een minimumloon van 24/36 van € 350,00 is € 233,33.
Uit onderzoek door de Nederlandse Arbeidsinspectie is gebleken dat werkgevers vaak rekenfouten maken bij de berekening van het juiste bedrag van het wettelijk minimumloon per uur voor deeltijdwerkers. Om dit soort berekeningen makkelijker te maken geeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Staatscourant een overzicht van de brutominimumlonen per uur, afhankelijk van de gebruikelijke arbeidsduur.
Het minimumloon wordt zoals uit bovenstaande volgt momenteel per maand vastgesteld. Daarom heeft een werknemer die 40 uur per week werkt een lager minimumuurloon dan iemand die 36 uur per week werkt. Om dit te veranderen dienden de PvdA en GroenLinks eerder een initiatiefwetsvoorstel in voor een wettelijk minimumuurloon. Dit voorstel is in het coalitieakkoord omarmd door het kabinet en recentelijk ook in de Tweede Kamer aangenomen. Het wettelijk minimumuurloon wordt per 1 januari 2024 ingevoerd. Door het voorstel is vanaf dan het minimumuurloon hetzelfde, ongeacht de lengte van de werkweek. Hierdoor leidt meer uren werken altijd tot een hoger inkomen.
De WMM is per 1 januari 2018 gewijzigd waar het gaat om de behandeling van meerwerk (overuren). De WML kende geen expliciete grondslag waar het ging om de betaling van meer-/overuren. Dit hield in dat de Inspectie SZW alleen handhavend kon optreden als het ging om de gewerkte uren tot de normale arbeidsduur.
Nu dient, als er meer wordt gewerkt dan de geldende normale arbeidsduur per week, het minimumloon naar rato te worden vermeerderd. Als in de branche de volledige werkweek 40 uur bedraagt en de werknemer 5 uur extra werkt, moet de werknemer ten minste gemiddeld 45 keer het minimumloon per uur betaald krijgen over die week. Dus bijvoorbeeld 45 keer € 11,16. Dit zal overigens alleen spelen bij werknemers die het wettelijk minimumloon of net iets daarboven uitbetaald krijgen. In de administratie moet het aantal uren dat de werknemer werkt, het aantal extra uren en het betaalde loon zijn terug te vinden.
Extra gewerkte uren kunnen worden gecompenseerd in betaalde vrije tijd als dit in de cao staat en als deze compensatie schriftelijk is afgesproken met de werknemer. Deze uren moet de werknemer uiterlijk voor 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar opnemen of moeten aan de werknemer worden uitbetaald.
Bij een beëindiging van het dienstverband, moet de werkgever de nog niet gecompenseerde uren uitbetalen. Bij compensatie van extra uren in betaalde vrije tijd moet de werkgever bijhouden wanneer de extra uren zijn opgebouwd en wanneer ze zijn gecompenseerd in betaalde vrije tijd. Het maakt niet uit op welke wijze hij dat doet.
Ook een werknemer die op stukloon werkt, dat wil zeggen per stuk wordt betaald, heeft recht op het minimum(jeugd)loon. Per stuk kan bijvoorbeeld ook zijn: per kist, per kilo, per vierkante meter. Voor een uur werken in een normaal tempo moet de werknemer het minimum(jeugd)loon per uur kunnen verdienen.
Behalve een minimumloon voor volwassenen geldt er ook een minimumjeugdloon. Op grond van het Besluit minimumjeugdloonregeling hebben werknemers van 15 tot en met 20 jaar recht op een bepaald percentage van het minimumloon. Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is
aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden sinds 1
juli 2017 alternatieve staffels. Deze uitzondering beoogt te voorkomen dat voor
werkgevers die leer-werkplekken aanbieden de loonkosten te veel stijgen
waardoor ze mogelijk afzien van het aanbieden van zo’n praktijkleerovereenkomst.
Normaal gesproken worden de bruto bedragen verhoogd per 1 januari en per 1 juli van elk jaar. Ze worden aangepast aan de gemiddelde stijging van de cao-lonen. In het verdere verleden zijn de minimumlonen ook wel eens een paar jaar bevroren.
Bij de beantwoording van de vraag of het loon van de werknemer voldoende hoog is, wordt uitgegaan van het brutoloon bij de normale arbeidsduur, dus zonder overwerk. Hierbij wordt gekeken naar de afgesproken betalingstermijn, bijvoorbeeld per week, per maand of om de 4 weken. In ieder geval geldt als maximale termijn een kwartaal. Het brutoloon dat in de vergelijking wordt betrokken kan bestaan uit:
- het contractueel overeengekomen (basis)loon;
- de toeslagen voor bijvoorbeeld prestatie, ploegendienst, onregelmatige werktijden, wachtdienst en werkomstandigheden;
- de vaste beloningen voor de omzet die de werknemer maakt en die elke betalingstermijn worden uitgekeerd (provisie);
- de beloningen van derden die uit het werk voortvloeien, bijvoorbeeld fooien, en waarover een regeling is getroffen tussen werkgever en werknemer.
Welke loonelementen precies wel en niet meetellen, is beschreven op de pagina "loonbegrip minimumloon"
Een werknemer die naast zijn baan een Wajong-uitkering heeft, kan in sommige gevallen tijdelijk een lager loon krijgen dan het minimumloon. De werkgever moet daarvoor toestemming hebben van het UWV. Het gaat dan om zogenaamde loondispensatie. Dat kan worden aangevraagd als de werknemer door zijn ziekte of handicap minder kan dan andere werknemers. UWV vult het loon van de Wajonger dan aan tot minstens 75% van het minimum(jeugd)loon. De loondispensatie kan een half jaar tot 5 jaar duren. Verlenging is mogelijk, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde kan verdienen als andere werknemers.