Het nadeel van de voordeelregel

Het nadeel van de voordeelregel

Geplaatst op 9 februari 2015, door Jos van Weert (josvanweert@2xplain.nl)

Met enige regelmaat stuit ik op discussies over het al dan niet toepassen van de voordeelregel bij bijzonder-tarief-verloningen. Ik voel daarbij de onzekerheid bij eenieder die de keuze voor het wel of niet toepassen van die regel moet maken. En terecht, ik voel de onzekerheid zelf ook.

Toch is er – zoals zo vaak in ons vak – geen eensluidend antwoord te geven. In bepaalde gevallen kan de voordeelregel wellicht beter achterwege blijven. In andere gevallen is het – weliswaar tijdelijk – een echt voordeel. Tijd voor een overpeinzing.

Laat ik beginnen met een geruststelling. Voor mensen die aangifte inkomstenbelasting moeten of kunnen doen, maakt het al dan niet toepassen van de voordeelregel uiteindelijk geen financieel verschil. Al dan niet toepassen van de voordeelregel heeft namelijk geen invloed op de hoogte van het fiscaal inkomen. Dat betekent, dat de verschuldigde inkomstenbelasting uiteindelijk gelijk zal blijven. Door toepassing van de voordeelregel wordt echter de loonheffing verlaagd. Dat leidt op korte termijn tot een hoger netto loon. Als echter de verschuldigde inkomstenbelasting is berekend, wordt de afgedragen loonheffing hierop in mindering gebracht voordat er een aanslag wordt vastgesteld. Een lagere loonheffing leidt in dat geval tot een evenredig hogere aanslag. Per saldo blijft het netto-inkomen uiteindelijk gelijk.

De Belastingdienst berekent bij de aanslag inkomstenbelasting overigens belastingrente. Die verandert natuurlijk als het bedrag van de aanslag verandert. Maar die belastingrente wordt pas berekend vanaf 1 juli van het volgende jaar. Voor de meeste werknemers, die op tijd aangifte doen, is de aanslag dan al opgelegd.

Een tweede belangrijke constatering is, dat de loon- en inkomstenbelasting bijna nooit precies op elkaar aansluiten. In de loonbelasting wordt de heffing periodiek vastgesteld met behulp van tabellen, terwijl in de inkomstenbelasting een totaalberekening op jaarbasis wordt gemaakt. Tel daar ook nog bij, dat voor de toepassing van de tabel bijzonder beloningen uitgegaan wordt van het inkomen van vorig jaar, hetgeen in veel gevallen niet aansluit bij het feitelijke loon van dit jaar. Het komt daardoor veelvuldig voor, dat er een bijzonder tarief wordt berekend van 52% (of hoger met afbouw van de heffingskortingen), terwijl het inkomstenbelastingtarief later op 42% blijft steken. Het kan natuurlijk helaas ook andersom. Maar net als bij het al dan niet toepassen van de voordeelregel is dat allemaal op zich niet zo erg, omdat er uiteindelijk in de inkomstenbelasting een finale afrekening volgt. Uiteindelijk vallen daardoor alle voor- en nadelen weg.

Uitgangspunt bij de berekening van loonheffing is, dat voor “normale” beloningen een periodetabel wordt toegepast. Als gelijktijdig met die normale beloning ook een bijzondere beloning wordt uitbetaald, wordt voor de loonheffing over die bijzondere beloning een bijzonder-tarief-percentage gehanteerd. Voor de berekening van de uiteindelijke totale loonheffing worden beide componenten van loonheffing samengeteld.

Bij toepassing van de voordeelregel wordt het bijzondere inkomen in een bepaalde periode niet belast tegen het geldende bijzonder tarief. In plaats daarvan wordt het bijzondere inkomen bij het normale inkomen geteld, en wordt over het geheel loonheffing berekend volgens de periodetabel. Als de aldus berekende loonheffing lager wordt dan de hiervoor beschreven totale loonheffing uit twee componenten, mag de werkgever deze lagere loonheffing hanteren. Dat betekent dus, dat de werknemer netto iets meer overhoudt. Zoals al eerder beschreven is dit voordeel vaak van korte duur, omdat uiteindelijk in de inkomstenbelasting een finale afrekening volgt.

Sinds enkele jaren worden bepaalde heffingskortingen afgebouwd naarmate iemands inkomen hoger wordt. Dat is al die jaren al in de periodetabel verwerkt. Vanaf 2015 is die afbouw ook in de tabel bijzonder tarief verwerkt. Zo probeert de wetgever de loon- en inkomstenbelasting toch zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten.

Tegenstanders van toepassing van de voordeelregel stellen nu, dat in een aantal gevallen de loonheffing bijzonder tarief hoger wordt, omdat rekening gehouden wordt met die afbouw van de heffingskortingen. De gedachte is vervolgens, dat toepassing van de voordeelregel dan altijd, en veelal ten onrechte, tot een lagere totaalheffing zou leiden. Dat laatste kan ik niet helemaal volgen. In de periodetabel wordt immers ook rekening gehouden met die afbouw van heffingskortingen.

Het is juist, dat loon- en inkomstenbelasting steeds minder op elkaar aansluiten. Maar dat betekent niet vanzelfsprekend, dat er dan ook te weinig loonheffing wordt ingehouden. We weten inmiddels, dat bij lage lonen (tussen ongeveer € 10.000 en € 20.000 op jaarbasis) periodiek te veel loonheffing wordt ingehouden. Als deze werknemers een bijzondere beloning ontvangen, wordt er een bijzonder-tarief-percentage gehanteerd van 36,5%. Er wordt immers nog geen heffingskorting afgebouwd. Sterker nog, over de bijzondere beloning zou nog arbeidskorting moeten worden opgebouwd. En dat gebeurt ook in de periodetabel. In dit geval lijkt toepassing van de voordeelregel dus zeer welkom te zijn. Dat wordt pas anders, als die werknemers een relatief grote bijzondere beloning krijgen. Dan zou in de periodetabel voor een deel aan de afbouw van de algemene heffingskorting kunnen worden begonnen. In dat geval zal de voordeelregel waarschijnlijk niet tot voordeel leiden, en dus ook automatisch niet worden toegepast.

Een vergelijkbaar verschijnsel kunnen we – overigens net als vroeger – ook aantreffen bij hogere beloningen. Laten we bijvoorbeeld kijken naar een werknemer met een gebruikelijk jaarsalaris van zeg € 35.000. Zo’n werknemer betaalt in de inkomstenbelasting een tarief van 42%. Daarnaast wordt zijn algemene heffingskorting afgebouwd met 2,32%. De totale heffing over een bijzondere beloning zou dus € 44,32% moeten zijn. Stel nou, dat deze werknemer vorig jaar een behoorlijke nabetaling of een hoge andere eenmalige bijzondere beloning heeft ontvangen van € 20.000. Dan is zijn bijzonder tarief voor dit jaar vastgesteld op 48,32%. Dit jaar ontvangt hij uitsluitend vakantiegeld en af en toe een beetje overwerkvergoeding. Daarover wordt – zonder toepassing van de voordeelregel – 48,32% loonheffing ingehouden. Met toepassing van de voordeelregel komt de bijzondere beloning bovenop het normale loon, en bedraagt de extra loonheffing volgens de periodetabel bij benadering 44,32%. In dat geval wordt terecht de voordeelregel toegepast. Bij de betaling van het vakantiegeld zou het kunnen zijn, dat de periodetabel een hogere loonheffing berekend, omdat bij de totale beloning gedeeltelijk rekening gehouden wordt met de afbouw van de heffingskortingen, en wellicht zelfs een heffingspercentage van 58,32% wordt gehanteerd. Als dat echter nadelig wordt, wordt de voordeelregel automatisch niet toegepast.

Natuurlijk kan het ook andersom. Voor een werknemer waarvoor eigenlijk 58,32% zou moeten worden ingehouden, zal met toepassing van de voordeelregel in sommige gevallen slechts 44,32% ingehouden worden. En dat zijn dan de situaties waar de tegenstanders van de voordeelregel op doelen. Dat is alleen te voorkomen door individueel te bekijken of de voordeelregel wel of niet moet worden toegestaan.

Het wordt de hoogste tijd voor een ingrijpende belastinghervorming. Maar of dat uiteindelijk tot minder vraagstukken leidt? Ik waag het te betwijfelen.


Relevante links:

Naar alle blogs

Docnr: 84087